woensdag 15 april 2009

Townshipregels



Bij terugkomst in LA, wachtte ons maandag het huis van Juanita. Het heeft op het eerste gezicht een prettige vergane glorie, die ik associeer met Cuba of een willekeurig Latijns-Amerikaans land: afgebladderde verf op de voordeur, een dichtklappende hor, een grote veranda met bougainville, hoge plafonds met een traag wiekende ven…



Maar er zijn ook de nachtelijke kookluchten van de 3 Indiase studentes beneden ons, de praatzieke moeder met haar volwassen zoon, de vrouw in de voorkamer die we om een voor iedereen zichtbare reden ‘the staring woman’ noemen, en de piep-stap-kraak-exercities die Juanita dagelijks met haar onbuigzame (houten?) poot op haar zoldertrapje uitvoert. Meer een spookhuis dan een schilderachtige Havanese casa.

En ook het regime van keukens schoonmaken en badkamers drooghouden die al niet schoon en droog zijn als je binnenkomt op straffe van een tijdrovende koeterwaalse preek maakte de vergane glorie iets te actueel voor me. Sinds gisteren is daar de penetrante lijkengeur van dode ratten bijgekomen.

Vorige week zaterdag zag Mageshen er voor het eerst een: een zwart harig monster zo groot als zijn hand. In de badkamer. We hadden ze al dagen door het huis horen lopen en Mageshen was zo slim geweest ze te betrekken in onze huuronderhandelingen. Terwijl ik alleen maar kon briesen tegen Juanita na het neerleggen van stapels bankbiljetten ter waarde van 1065 dollar (daar bleef ze ijskoud onder), vroeg Mageshen haar droogjes of we misschien nog wat extra moesten betalen voor de ratten die overal rondlopen. Daar was ze door uit het veld geslagen en ze wierp hem een vluchtige schuldbewuste blik toe.

Dus Mageshen ging verhaal halen na de ontmoeting met het zwarte monster. En dat leek tot actie te leiden, zij het dat de actie – zoals we dat in huize Titus noemen – nogal kampongan was: een plankje met een spijkertje op de gaten in de muur, en rattengif in alle hoeken van de badkamer. ‘Pas maar op dat Bambi het niet opeet’ had Mageshen nog tegen Juanita gezegd.

Toen we gisteravond thuiskwamen, wisten we hoe laat het was: een onmiskenbare weëe lijkengeur en de grote zwarte vliegen tegen het plafond die daarvan smullen. De volgende morgen lagen ze overigens zelf kassiewijlen op de badkamervloer. Vliegen kunnen ook niet tegen rattengif.

Dus wat gaan we nu doen: klagen over de lijkengeur? We hebben er nogal wat discussies over. Ik ben Europese georganiseerdheid gewend; Mageshen de regels van de township. En Juanita laat zich waarschijnlijk meer aan die laatste maatschappijstructuur gelegen liggen dan aan de eerste.

‘I know the cheap township thinking’ gromt Mageshen al weken. Hij vertelt me dat veel Indiërs in de Indiase township na jaren hard werken in staat waren om een uitbouw aan hun huis te bouwen. Die uitbouw werd vaak verhuurd aan een andere Indiase familie. Een gezin met 4 kinderen ging met gemak in zo’n uitbouw. En als dat uitbouwgezin, ook na jaren ploeteren, in staat was om, bijvoorbeeld, een strereotoren te kopen, dan kon je er donder op zeggen dat de verhuurders zeiden: ‘Jullie kunnen je een stereotoren veroorloven? Dan kunnen jullie meer huur betalen. Hup. Huur omhoog.’

Dus daarom parkeren we nog steeds onze gehuurde auto een straat verderop, zodat Juanita niet kan zien dat we ons dat kunnen veroorloven. En daarom dweilen we – ondanks de 1000 dollar huur – nog steeds ijverig de badkamer- en de keukenvloer na gebruik. Want Juanita schept er genoegen in om Mageshen van alles in de schoenen te schuiven. Een lek bij de Indiase studenten beneden – komt door Mageshen. Vieze voeten op de gang – komt door Mageshen.

Sinds ik er ben, laat ze ons min of meer met rust. ‘Omdat je een witte vrouw bent’, zegt Mageshen, ‘ze weet dat je kan klagen bij de California Health Service over de ratten of bij USC over de huur.’ ‘Waarom doe jij dat dan niet?’ vraag ik. ‘Ik kan het me niet veroorloven om midden in mijn examnes op straat tre staan en voor 1 maand nieuwe woonrumte te moeten zoeken’ zegt Mageshen, en daar zit wat in.

Dus klagen we niet en houden we Juanita, zo goed en zo kwaad als het gaat, te vriend. En vorige week vonden we het lek dat de waterschade bij de Indiase studentes veroorzaakt: de afvoer van de gootsteen in de keuken, recht boven hun kamer. Maar we gaan het haar niet laten weten, bezweert Mageshen me, want dan gaat ze ons de schuld geven. Dat is belachelijk, zeg ik. We betalen 1000 dollar. Daarvoor mogen we toch wel een keuken met een werkende afvoer en een rattenvrije badkamer? Bovendien is het voor die Indiase studentes ook wel zo prettig dat er eindelijk iets aan dat lek gedaan wordt. Maar niet in dit huis. Hier gelden andere regels.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten