woensdag 1 april 2009

Immigratie

Enkele van mijn kennissen van de East Coast hadden me bezorgd aangekeken toen ze vernamen dat Californië mijn eerste kennismaking met de VS zou worden, maar ik ben tot nog toe niets tegengekomen wat tegen mijn verwachtingen ingaat. Ik ken alles immers al van de tv: Amerikaanse schoolbussen, Amerikaanse politieagenten, Californische blondines met neptieten, hummers met reusachtige kauwgumkauwende negers achter het stuur…Hmmmmm.

Maar zelfs al beantwoorden de zaken aan je verwachtingspatroon, dan nog is je eigen reactie erop niet altijd te voorspellen. Zo was ik grondig voorbereid op de onaangename toon die immigratiebeambten kunnen aanslaan als je het land binnenkomt, maar dat nam niet weg dat ik bij aankomst op LAX airport al na drie vragen van de dienstdoende dorknoop bijna stond te huilen van woede. En angst.

Ik had hem netjes mijn paspoort overhandigd, alle ingevulde formuliertjes erbij en hem zelfs een goede middag gewenst, ‘sir’. Misschien was het mijn nog immer quasi-Britse accent, misschien had ik meteen al iets verwaands over me, maar de kerel moest me niet, dat was duidelijk. Hij mompelde een vraag die ik niet verstond, en toen ik hem vroeg de vraag te herhalen begon hij de vraag tegen me te schreeuwen.

Dat had een impact op me die ik niet had voorzien, maar hij wel, denk ik, want het was volgens mij een bewuste tactiek. Ik kon plotseling geen enkele vraag van hem meer verstaan, alsof mijn oren vol watten zaten. Ik kon ook niet meer met ademsteun spreken en werd daardoor zelf onverstaanbaar. En toen de man me verordonneerde mijn vingertoppen op een afleesapparaat voor vingerafdrukken te leggen, wilde het apparaat mijn vingerafdrukken niet aflezen, zo slap en trillerig was mijn hand geworden.

Dat leidde tot nog meer getier en gesmaal en al die tijd dat hij me zijn vragen toeblafte kon ik niets anders dan hem strak aankijken en zijn ogen volgen. Daar werd hij weliswaar lichtelijk ongemakkelijk van, maar ik stond intussen te trillen van woede zonder een woord uit te kunnen brengen.

Toch was er niets aan de hand. De man heeft me drie vragen gesteld. Ik heb die uiteindelijk bibberend beantwoord en daarna mocht ik door om mijn koffer van de band te trekken en uit te huilen in de armen van mijn vriendje. Dat vriendje – alleenreizende man, Aziatisch uiterlijk, twee gitaren op zijn rug – had ook zo z’n ervaringen met Amerikaanse immigratiebeambten gehad.

Bij zijn aankomst in de VS was hem al in het vliegtuig voor de landing te verstaan gegeven dat hij zijn paspoort bij de hand moest houden en dat het even kon gaan duren. Bij de slurf werd hij met een stuk of 8 anderen (niet toevalligerwijs allemaal met een kleurtje) afgezonderd van de andere passagiers en met een escorte van mannen met machinegeweren afgevoerd naar een aparte ruimte. Ze moesten in verschillende hoeken van de ruimte gaan staan en de ondervragers gingen duidelijk hoorbaar met elkaar overleggen wie wie voor zijn rekening zou nemen: ‘Are you taking the two Indian brothers?’ Er waren inderdaad twee broers uit India in het gezelschap van mijn vriendje, maar hoe wisten die immigratiebeambten dat ze broers waren? Ze hadden nog niet gevraagd naar paspoorten; niemand was nog officieel geidentificeerd. Het was duidelijk dat er tijdens de vlucht al screening had plaatsgevonden.

Het kruisverhoor dat volgde ging ongeveer zoals ik het had meegemaakt maar dan een uur lang: ‘Why are you here? Where are you staying? Friends? Which friends? How long have you known them? What do they do? What do you do back home? Explain to me what musicology is.’ En allemaal op Obersturmführer-volume. Leuk als je als niet-witte een jeugd in apartheid Zuid-Afrika hebt gehad. Na die drie vragen van mijn immigratiebeambte weet ik dat ik het niet zou trekken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten